Algemene nabestaandenwet
Artikel 51
1
Na het overlijden van degene aan wie nabestaandenuitkering of halfwezenuitkering is toegekend, wordt met ingang van de dag na overlijden nabestaandenuitkering of halfwezenuitkering in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:
a
aan de minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond;
b
bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde kinderen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
2
De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de nabestaandenuitkering of de halfwezenuitkering dan wel van de nabestaanden- en halfwezenuitkering over één maand, berekend naar de hoogte van die uitkeringen in de maand van overlijden van degene aan wie nabestaandenuitkering of halfwezenuitkering is toegekend.
3
De overlijdensuitkering wordt ambtshalve of op verzoek van de rechthebbende of rechthebbenden door de Sociale verzekeringsbank uitbetaald.
4
De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.
5
Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan nabestaandenuitkering of halfwezenuitkering dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald.
6
De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.